De Sint is nog niet eens het land uit, maar het eerste kerstboomlijkje ligt al op straat. In een huiskamer wat verderop zie ik een opgetuigde soortgenoot. Het verbaast me dat de kerst zich steeds vroeger in het jaar laat gelden.
Vroeger, toen de touwtjes nog uit de brievenbussen hingen, werd de kerstboom rond 22 december versierd en verdween hij op 6 januari, met Drie Koningen, weer uit de huiskamers.
Zwarte Piet hoorde nog bij Sinterklaas zoals de gouden koets bij het koningshuis.
In alle straten woonden uitsluitend witte mensen waarvan de kindertjes op maandag centjes meekregen naar school voor wat heette ‘de zwartjes en de bruintjes’.
De vrouw des huizes zat in blijde verwachting bij de theepot en gluurde door de vitrage naar het bezoek van de overburen. De pot schafte zaken als door-en-door gaar gekookte spruitjes, andijvie met maïzena-klefsaus en chocoladepudding met vel.
Als kind had je niets anders in te brengen dan lege briefjes maar kon je wel de door moeder op het boodschappenbriefje genoteerde fles wijn kopen zonder dat je leeftijd een issue was.
De huissleutel verstopte je onder de voordeurmat en je nam niets aan van vreemde mannen.
Op van alles en nog wat rustte een taboe: seksualiteit, homofilie, abortus, euthanasie en het niet wekelijks lappen van de ramen. Het gezin was de hoeksteen van de samenleving, de kerken zaten vol.
Ziektekostenverzekering en uitkeringen waren gebaseerd op solidariteit tussen gezonden en zieken, rijken en armen.
Het was ook in deze tijd, we hebben het immers over de zestiger jaren, dat Boudewijn de Groot zong: ‘Omdat ik nu wel weet, je kunt op niemand bouwen, je kunt geen mens vertrouwen, dus droom ik maar, dus droom ik maar en vergeet.’
Vliegtuigkaping was populair: in 1968 en 1969 vonden er maar liefst 109 plaats.
In diezelfde tijd ontstond de Club van Rome waarin een aantal Europese wetenschappers zorgen uitte over de bevolkingsgroei, de voedselproductie, de industrialisatie, de vervuiling en de uitputting van natuurlijke hulpbronnen.
De naam D66, tot 1985 geschreven als D’66, herinnert zelfs rechtstreeks aan de tijd die nu door oud D66-leider Jan Terlouw met thuisgevoel en vertrouwen wordt geassocieerd.
Het D’66 van toen droeg geestelijke vrijheid en individuele ontplooiing hoog in het vaandel. Opmerkelijk genoeg waren die beide deugden bepaald niet kenmerkend voor de tijd waarin de touwtjes nog uit de brievenbussen hingen. D’66 stond voor ‘het redelijk alternatief’.
De partij van Geert Wilders wordt door velen als onredelijk gezien en als gedreven door onderbuikgevoelens. Toch zal Terlouw met zijn recent gehouden betoog over thuisgevoel en vertrouwen juist deze groep aanspreken, waarbij immers ook de tranen in de ogen springen bij de gedachte aan het Nederland van toen.
Dat het allemaal zo giga veranderd is, wordt dikwijls geweten aan de komst van de buitenlanders, de allochtonen, de medelanders of hoe je ze ook noemen moet. Menigeen voelt zich erdoor overruled, in het nauw gedreven en ver van huis.
Steeds meer hoofddoekjes op straat. Sinterklaas kunnen we niet meer onschuldig vieren. Het gebruik van het woord ‘zwart’ is uit den boze. Door kolonisatie beïnvloede namen moeten uit het straatbeeld verdwijnen. Het woord ‘integratie’ dient plaats te maken voor ‘wederzijdse acceptatie’.
Maar hoe gedraagt de autochtoon, de witte man/vrouw zich eigenlijk?
Moeten we het accepteren dat een groepje witte Feyenoord-fans ‘Daar moet een piemel in!’ begon te roepen toen een stewardess de veiligheidsregels aan boord van het vliegtuig uitlegde?
Waar is het maatschappelijk besef van de witte vader die voorstond dat zijn witte tienerzoon, die een blikje op straat gooide, in plaats van een boete of taakstraf bij HALT!, de auto’s van zijn ouders maar moest wassen?
Hoe ver is de witte moeder van huis die bij Albert Heijn aan haar witte peuter vroeg: ‘Wat gaan we vandaag eten?’
Wat doet het met je thuisgevoel als steeds vaker bezorgers bij je aanbellen met via het internet bestelde pakjes voor de buren terwijl steeds meer winkels leeg komen te staan?
Wat doet het met je compassie als vooral geestelijke vrijheid en individuele ontwikkeling worden voorgestaan? Hoe een narcistisch bepaalde vijver is het Nederland van nu, met D66 als een van de drie politieke yuppenpartijen, een van de partijen voor de intelligentsia die weinig clementie tonen voor buurten waarin mensen zich chronisch thuisloos voelen?
D66 zou ‘als redelijk alternatief’ in deze tijd vertrouwen kunnen schenken en tegenstellingen kunnen verkleinen door juist aan die mensen tegemoet te komen voor wie niet alles maakbaar is en die er daarom niet in slagen om in het leven van alle dag de eindjes aan elkaar te knopen.
Kopfoto: © Rijksmuseum, publiek domein via Wikimedia Commons