Het goede begrip

Dus het woord mummie is inmiddels ook helemaal fout. Het Allard Pierson Museum verontschuldigde zich er in elk geval voor bij de ingang van haar – overigens prachtige – tentoonstelling Oog in oog. De mensen achter mummieportretten. Wat blijkt? Engelse musea willen dat woord niet langer gebruiken. Het woord zou beledigend zijn voor oude Egyptenaren en dode mensen ontmenselijken, meent een woordvoerder van het Britsh Museum. Het woord is afgeleid van het Arabische woord mumiya, wat bitumen betekent, het zwartbruine residu van ruwe olie dat gebruikt werd voor het mummificatieproces. Vanwege associaties met ‘gruwelijke monsters, dankzij allerlei b-films’ is het woord in de ban gestopt. In plaats daarvan dient men te spreken over een gemummificeerd lichaam.

Zucht.

Om eerlijk te zijn vind ik het ook best raar te moeten spreken over tot slaaf gemaakten, ja echt. Alsof je vrijwillig slaaf wordt. Iemand die in is voor een potje SM en daarbij de rol niet ambieert van Meester(es), kiest ervoor zich vrijwillig tot slaaf te laten maken. In alle andere gevallen is er geen sprake van een keus. Of het spreken over tot slaaf gemaakten als het over negroïde mensen gaat, kan werken als een tot nadenken stemmende reminder over wat hun destijds is aangedaan? Ik meen het te betwijfelen. Het kan ook aanzetten tot irritatie om die opgelegde woordkeus maar slaafs te moeten volgen.

Tijdens een ziekenhuisopname werd ik dikwijls verzorgd door een negroïde vrouw. Terwijl zij mij hielp met het wassen van mijn haren, vertelde ze de woorden neger en negerin te verafschuwen. Vanwege de associatie met het koloniale verleden. Als kind had ik van die periode totaal geen weet. Ik kreeg een centje mee voor de bruintjes en de zwartjes, zo werd dat genoemd. Laatdunkend, dat zeker. Mensen met een donkere huidskleur kende ik lange tijd alleen maar van plaatjes. Dat waren mensen van het negroïde ras, werd mij verteld, kortweg aangeduid als negers en negerinnen. Nikker was een scheldwoord. Met een neger of negerin was niks mis. Die woorden waren net zo neutraal als Fries en Friezin, Fransman en Française, om maar wat te noemen.

Zeker mag je hopen dat mensen met hun woordkeus rekening houden met de gevoeligheden van anderen. Maar mag je ook nog hopen dat mensen er niet standaard van uitgaan dat wat door hen als kwetsend wordt ervaren ook zo is bedoeld?

Een van mijn vorige woningen bevond zich bij een bushalte. Veel meer dan dat er een bus stopte om passagiers in en uit te laten stappen gebeurde er niet. Tot die ene keer dan. Vanwege het enorme geschreeuw keek ik maar eens naar buiten. Drie auto’s stonden er achter elkaar geparkeerd. Geen schade, zo te zien. Kennelijk had de man van het middelste voertuig in het verkeer een manoeuvre uitgehaald die tot boosheid had geleid bij tenminste een van de bestuurders van de andere voertuigen. In een kring stonden zij nu om die ene man heen te tieren. Beangstigend. Ik belde 112. ‘Er komen nog meer mensen aan’, zei ik, na de situatie te hebben uitgelegd. ‘Hoe zien die eruit?’, wilde de dienstdoende agent weten. ‘Zoals al die anderen’, antwoordde ik, ‘bruin.’ ‘Pardon?! Wat zegt u?!’, klonk het belerend aan de andere kant van de lijn. ‘Sorry hoor’, reageerde ik. ‘Wat moet ik dan zeggen? Anders getint, alsof mijn huidskleur de standaard zou zijn? Donker getint, terwijl donker toch wel heel erg negatieve associaties kan oproepen?’

Enkele dagen eerder fietste ik vanuit mijn woonplaats richting Muiden. Een groepje donker getinten fietste mij tegemoet. Bij het aan elkaar voorbijgaan riep een van hen: ‘Vuile kankerhoer!’ Niemand die hem op die donkere uitspraak corrigeerde. Dat is het nieuwe normaal. Terwijl de een continu op het eigen woordgebruik moet letten, mag de ander alles zeggen.

Zeggen dat je blank bent kan je beter ook maar niet doen. Dan ben je een Wilders-stemmer, een racist, een boomer. Wit ben je. Maar ho even. Van oudsher is het Nederlands onder meer beïnvloed door het Frans. Woorden als pantalon, colbert, soepel, praktijk en bizar herinneren hieraan. En zo ook blank. Blank betekent van oorsprong wit. Maar blank heeft door de jaren heen de betekenis gekregen van kleurloos. Zo kleurloos zijn de mensen van het desbetreffende ras echter niet. In een gedichtje wordt er de draak mee gestoken: bruin worden ze als ze in de zon liggen, rood als ze kwaad worden, geel als ze ziek zijn, blauw als ze het koud hebben en wit als ze dood zijn. Ja, dat laatste staat er echt.

Iemand dik noemen is inmiddels ook al uit den boze. Nee, dat heet tegenwoordig enorm. Puffin, de Engelse uitgever van boeken van Roald Dahl, wil daarmee ‘beledigend taalgebruik’ weren zodat ‘iedereen met plezier kan blijven lezen’. Alsof een corpulent iemand enorm noemen zo complimenteus is. Nee, we gaan lekker door op deze toer. De dikke Van Dale wordt dan de enorme Van Dale, Dik Trom Enorm Trom en Dikkie Dik Enormie Enorm.

Met mijn lichaamslengte van niet veel meer dan 1.60 meter word ik klein genoemd. Klein! Ho even. Hoe voelt het als ik tegen jou zeg dat je niet zo klein moet doen? Het woord getuigt bepaald niet van voor vol worden aangezien. Een klein lief konijntje. Een klein kuttreintje. Het is ook: klein maar dapper, klein maar fijn tegenover groot én sterk, groot én machtig. Nee, van gekleineerd worden wordt niemand blij. Verbieden dat woord! Kort ervoor in de plaats zetten? Dat is toch echt te kort door de bocht.

Geheel nieuwe woorden dan maar bedenken? Wat schieten we daarmee op als de intentie waarmee het woord gebruikt wordt niet verandert? Wat heeft een huishoudelijke hulp eraan intereurverzorg(st)er te worden genoemd terwijl hij/zij/die nog steeds wordt onderbetaald? Wat helpt het een allochtoon als medelander te worden aangeduid terwijl hij/zij/die niet als zodanig wordt beschouwd?

Toen ik nog in de hulpverlening werkzaam was, vroeg ik een cliënt wat hij met een bepaald woord bedoelde. Hij lachte om mijn vermeende domheid. Had ik dan geen woordenboek? Maar daarom ging het mij dus niet. Ieder mens verleent nou eenmaal een eigen betekenis aan woorden. Die duiding is wat er het meeste toe doet. Aan de hand daarvan kan je pas echt in gesprek met elkaar komen. Dat is wat ik nogal eens mis.

Dan dit nog tot slot. In mijn kindertijd, ja, ik loop al even mee in het ondermaanse, werd er in relatie met mensen met het syndroom van Down nog gesproken over mongooltjes. Dit woord raakte om een tweetal redenen in onmin. Allereerst gaat het in tegen het people-first-principe dat stelt dat eerst de mens benoemd wordt en dan pas de beperking. Ten tweede is het woord beledigend voor het Mongoolse volk. Maar net zoals het Arabische woord mumiya ooit werd verbasterd tot mummies, gebeurde dit met het spreken over iemand met het syndroom van Down. Ook nu weer geldt dat die kreet een hele mond vol is: downies bekt zo vele malen makkelijker. Bij mij roept het woord associaties op met een down gevoel. Down, als syndroom, is echt niet leuk: het is hoe dan ook een beperking die niet fijn is om te hebben. Maar het geschetste beeld op menig tv-programma doet anders geloven want o, o, o, altijd zo vrolijk en blij die mensen. Ook nu dus weer een kwestie van betekenisgeving. Waarmee menigeen wordt ontkend. En zo komt de mensheid dus nooit tot (het goede begrip van) elkaar.

Zucht.

Deel dit artikel: