Wat willen we eigenlijk laten horen?

‘Wat vreselijk! Iemand die zo goed is voor de patiënten en toch uiteindelijk in de hel belandt.’
Dat zei een patiënt tegen mij toen ik ontkennend antwoordde op zijn vraag of ik in God geloof.
‘Als u zo rotsvast in God gelooft, waarom gaat u dan op zijn stoel zitten door een oordeel uit te spreken over mij?’, vroeg ik.
Daar had hij niet van terug.

Aan dit gebeuren moet ik denken nu de gebeurtenissen van de afgelopen dagen me wakker houden.
Het enge van mensen die zo giga in de Heer, in Allah, in Jaweh of in welke god dan ook zijn, is wel de arrogantie dat zij volkomen harteloos uit diens naam denken te kunnen spreken, te veroordelen en te vermoorden.

De aanslag op de redactie van het Franse weekblad Charlie Hebdo in Parijs is behalve diep triest en afschuwelijk, ook een onacceptabele aanval op de vrijheid van meningsuiting in het algemeen en op de persvrijheid in het bijzonder.
Daarbij sluipt het gevaar dat kwaadwillende geesten aan de hand van alles wat digitaal over ons wordt vastgelegd, ons kunnen vermoorden omdat wij niet in hun god geloven, homo zijn, zwart zijn, vrouw zijn, journalist zijn, in luchtvaart geïnteresseerd zijn, een hond of een kat hebben, of noem maar op.
Een begrijpelijke reflex is angst.

Toch is het noodzakelijk angst niet te laten prevaleren. Niet alleen omdat kwaadwillende geesten de macht dan in handen krijgen, maar ook omdat wij dan geen uiting meer kunnen geven aan wie wij zijn.

Bij de samenkomst op de Dam was een jonge vrouw aanwezig die de tekst bij zich droeg: ‘Wie nooit bang is, kan ook niet dapper zijn.’ Met verwijzing naar de borden die ze in Parijs heeft gezien waarop stond ‘Wij zijn niet bang’, stelde ze dat we wél bang zijn, dat we dat al een beetje waren, en het nu nog erger zijn, en dat dit betekent dat we extra dapper moeten gaan zijn.
Hoe?

Achmed Aboutaleb zei het zo: ‘Als de vrijheid van het woord bedreigd wordt, past ons maar één ding: onze stem nog luider laten horen, nóg luider laten horen. Nóg luider laten horen.’
Maar wat willen we eigenlijk laten horen?

Er is iets in mij dat blijft zeggen dat we het begrip vrijheid van meningsuiting kritisch moeten bezien.
Daarbij denk ik aan die spotprent die Dyab Abou Jahjah in 2006 publiceerde. Er staan twee Joodse mannen op, kijkend naar lijken onder het bordje ‘Auschwitz’. De een zegt: ‘I don’t think they are Jews.’ De ander reageert: ‘We have to get to the 6.000.000 somehow.’
Jahjah zei dat het hem ging om een exercitie in persvrijheid, waarbij hij niet achter de inhoud van zijn creatie stond. Het gerechtshof meende dat de cartoon beledigend was voor de Joden omdat zij ervan beticht werden de Holocaust te overdrijven. De cartoonist werd veroordeeld tot een geldboete van 1500 euro.
Jahjah had zijn punt niet beter kunnen maken.
Duidelijk bleek immers dat niet alles gezegd mag worden.

Naar aanleiding van de aanslag op Charlie Hebdo werd er druk getwitterd in allerlei varianten op: ‘Laat iedereen die zich afvraagt wat CH heeft gedaan om dit over zich af te roepen, nu eindelijk zijn bek eens houden.’ Bijzonder hoe strijdbare verdedigers van het vrije woord het aan anderen juist ontzeggen.

De woorden ‘Je suis Charlie’ passen mij niet. De inhoud van het blad vind ik net zo eendimensionaal en onnodig kwetsend als de uitspraken van de evenmin door mij erg gewaardeerde Theo van Gogh.
Wat mij erin steekt is het gebrek aan respect.
Satire moet kunnen, maar door deze columnist, regisseur en presentator gemaakte opmerkingen als ‘Wat ruikt het hier naar caramel? Vandaag verbranden ze alleen de suikerzieke joden’ zijn op geen enkele wijze te vergoelijken.
Je moet niet alles willen schrijven of tekenen.

Het is hartverwarmend hoe mensen met totaal verschillende meningen solidair zijn in hun verzet tegen het terroristisch geweld van de afgelopen dagen.
Daarom vind ik het een diep gemiste kans dat de Franse president Hollande het Front National uitsloot van de grote demonstratie tegen die gruwelijke gebeurtenissen. De eenheid waarover hij sprak was hiermee meteen weg, hoe je ook over deze extreemrechtse partij denkt.

Verdeeldheid zal er altijd zijn. Mensen hebben nu eenmaal verschillende meningen en geven daaraan ook stem. Dat is het punt niet. Het punt is de manier waarop je dat doet. Met respect voor de ander kun je alles zeggen. Daarbij toon je jezelf geen godheid, maar een mens met een warm hart.

Juist dat hart, waarin wij als het er echt op aankomt allemaal zo immens hetzelfde zijn, klinkt in haar verbindende omvang door in de afscheidsbriefjes die te lezen zijn in herinneringscentra als Westerbork en Ground Zero.

Misschien zijn wij wel extra dapper als wij vooral ons hart laten horen, nóg luider, nóg voelbaarder, boven alle regels, dogma’s en veroordelingen uit. En dat iedere dag weer.

Kopfoto: © Lieneke Koornstra

Deel dit artikel: