Vloeken

Een hartgrondige vloek vliegt door de lucht, gevolgd door de wielrenner die hem slaakt. Als ik omkijk ligt de man al op de grond, samen met zijn fiets die hem half op hem ligt. Dat doen fietsen dikwijls, kennelijk zit het in hun aard om je zorgzaam toe te dekken na een valpartij.
‘Klote hond!’, roept de gevallen man en kijkt naar zijn bloedende elleboog.
Omdat ik in de buurt van de plek des onheils woon, is de verbandtrommel dichtbij.

Zelf ben ik ook ooit op dezelfde manier gelanceerd. Mijn taalgebruik zal niet veel anders zijn geweest. Alhoewel? Mezelf kennend vermoed ik dat ik de viervoeter voor kutbeest heb uitgemaakt.
Tja, wanneer noem je iets kut en wanneer klote? Wat is het verschil tussen kutmuziek en klotemuziek of zijn het gewoon synoniemen? Mijn tekstverwerker kent het woord kut overigens niet en biedt de volgende alternatieven: kout, kuit, kult, kult en kunst.

Mijn opa wenste woorden die voor onbeschaafd doorgingen ook niet te kennen. Dat weet ik omdat, geheel tegen iedere verwachting in, een boek van Jan Wolkers bij hem in de kast stond.
Samen met mijn nichtje maakte ik er een sport van om aan de hand van de lengte van de doorhalingen te bepalen welk woord er moest hebben gestaan. Omdat vloeken uit den boze was en derhalve streng verboden, was het extra vermakelijk om een volledig godverdomme te scoren.
Wij werden opgevoed vanuit de heilige overtuiging dat het uiten van een compleet GVD betekende dat je een vervloeking over jezelf afriep: God, verdoem mij!

‘Wat kunt u vloeken’, zei mij moeder destijds tegen de klusjesman die er stevig op los godverde bij elke mokerslag die hij uitdeelde om een muur neer te krijgen.
Zijn reactie was stomverbaasd. ‘Ik? Vloeken?’ De beste man bedoelde er niets godslasterlijks mee, in tegendeel, zijn woordkeuze leverde hem extra kracht op.

Als tienjarige uitte ik de volledige krachtterm ook eens toen het aquarium begon te lekken terwijl ik bezig was het water te verversen.
‘Als je zo nodig moet vloeken, zeg dan potverdomme’, hield mijn broer me voor.
‘Dat is nog erger’, meende ik, ”want dan vergelijk je God met een pot.’ Ik had toen nog geen idee dat een pot nog iets meer kon betekenen dan van die met planten gevulde potten, zoals bij mijn moeder op de vensterbank. Sanseveria’s, christusdoorns, begonia’s en dergelijk groen.

Toen ik nog in het ziekenhuis werkte heb ik mensen dikwijls horen vloeken. Altijd op dezelfde momenten. Bij een fatale diagnose. Bij venijnige pijn. Bij moordende pijn.
Hun godverdomme kwam er niet uit als gebiedende wijs maar als aanvoegende wijs: God verdoeme deze diagnose, God verdoeme deze pijn.
‘Godverdomme, kanker, longkanker met uitzaaiingen’: dat heb ik zelf meer dan eens gezegd nadat deze diagnose bij inmiddels wijlen mijn echtgenoot was gesteld.
Uiteraard heb ik soms een vermanend ‘Wat kun jij vloeken’ te horen gekregen.
‘Dit is zo erg, dit is zo fataal’, zei ik dan. ‘Verdikkeme, Herman heeft kanker, potjandosie, mijn man gaat dood: dat stemt niet overeen met ons verdriet.’

Ik zie die ene patiënt weer zitten nadat hij te horen had gekregen dat hij een dodelijke nierziekte had. Met een asgrauw gezicht zat hij op de bank, compleet verslagen.
Na enige stilte zei ik: ‘Klote hè?’
Zijn ogen lichtten op. ‘Je zegt precies wat ik denk.’
Dat deed hem zoveel goed dat hij er niet over uit kon bij de hem behandelende dialyseverpleegkundigen.
‘Zoiets kun je niet zeggen tegen een patiënt’, meende één van hen mij te moeten vertellen.
‘Wat zei hij erover?’, vroeg ik.
‘Dat jij exact zei wat hij dacht. Dat je de taal sprak van zijn hart.’
‘Prachtig toch? Om wie gaat het hier nou eigenlijk? Om jou of om hem?’
‘Dergelijke taal past een hulpverlener niet.’
‘Bedoel je te zeggen dat het niet professioneel van me was me op hem af te stemmen in plaats van op jouw norm?’
Nee, ik houd niet van grove taal.

En ja, het verbaast me zeker dat lichaamsdelen waarmee je zulke leuke dingen kunt doen synoniem zijn geworden voor beroerd, slecht, onaangenaam en waardeloos.
Maar ik ben het niet eens met De Bond tegen het Vloeken dat er iets breekt als er een vloek valt.
Er ís al iets gebroken als er een vloek valt.

Bert ter Schegget, hervormd predikant en hoogleraar christelijke ethiek zei ooit: ‘God hoort het vloeken der armen als waren het gebeden.’ Die man heeft er alles van begrepen.
Hart voor de pijn die het leven soms doet, meer is er eigenlijk niet nodig.

Kopfoto: © Adityamadhav83 via Wikimedia Commons

Deel dit artikel: