Sinds KLM is begonnen met de uitfasering van de MD-11, rijd ik geregeld even langs de plek waar minimaal één van deze driemotorige jets beton staat te happen.
De PH-KCC staat er al heel lang.
Dit keer heeft ze gezelschap gekregen van de PH-KCB. Als twee professionals op het strafbankje, zo zien ze eruit.
Met haar neergelaten flaps doet de KCC denken aan een vleugellamme vogel. De motoren zijn afgedekt, de bedekking van de staartmotor hangt er slordig bij wat de aanblik alleen maar meer mistroostig maakt.
De sloffen om de wielen versterken het verslofte beeld. Nog één keer zal deze driepitter vliegen, naar een plek op deze aardbol waar je als vliegtuig beter verre van kunt blijven.
Wereldwijd gaan steeds meer vliegtuigen van dit type richting sloop. Met de viermotorige Boeing 747-400 gaat het dezelfde kant op.
Luchtvaartmaatschappijen geven de voorkeur aan tweemotorige machines die veel goedkoper zijn in onderhoud en minder kerosine verstoken. Alleen voor de gigantische A380 is misschien nog een toekomst weggelegd. Het tijdperk van de drie- en viermotorige jets heeft zijn beste tijd gehad. Eerder maakte ik mee dat er een punt werd gezet achter het propellertijdperk.
Alles, alles gaat voorbij.
Ik behoor nog tot de generatie die leerde schrijven met een kroontjespen. Dat kreng kon uitsluitend worden vastgehouden met de rechterhand. Links schrijven was er niet bij. De enige lol aan die rotpen was dat je er fantastische vlekken mee kon maken. Dat was ten strengste verboden, evenals het schrijven met een balpen.
Op de HBS had ik zelfs een aardrijkskundeleraar die verlangde dat je niet alleen je naam boven een proefwerk schreef, maar ook de kreet: ‘Een ballpoint is een lor’. Deed je dat niet, dan kreeg je sowieso een onvoldoende.
De vulpen die ik intussen rijk was, raakte soms juist leeg tijdens een aardrijkskundeproefwerk. Dan moest er verder worden geschreven met potlood.
Dat is toch niet meer te geloven?
Nog een grotere ellende was het maandverband uit die jaren. Katoenen lappen die je met knoopjes en gordels moest vastmaken in een plastic broek. De kans op doorlekken was enorm.
Ik had een bloedhekel aan die kutzooi.
Met vier vrouwen in huis stond er onder de wastafel in de badkamer een grote emmer met een sopje waarin het damesverband kon voorweken. Daarna werd het uitgekookt en tussen de lakens te drogen gehangen. Zo waren die witvissen onzichtbaar voor de buren.
Goed dat het allemaal verleden tijd is.
Toch waren veel dingen die nu doorgaan voor oude meuk, echt heel leuk.
Onze eerste telefoon. Een zwart toestel van bakeliet met draaischijf. Omdat mijn moeder verloskundige was hadden wij 3210 als abonneenummer.
Mijn eerste bandrecorder. Een Grundig TK 19 L. Uren zat ik met het apparaat bij de radio om precies op tijd op de juiste knop te drukken voor als dat ene goeie nummer voorbijkwam. Balen als die disc jockey er toch weer doorheen kletste.
Mijn eerste brommer. Een TomPuch. Een wat? Ja, een Tomos-frame met een Puch-blok. Superstoer was dat, een meidje op een jongensbrommer. Temeer omdat ik hem zelf had opgevoerd. Zeventig liep dat scheurijzer.
Mijn eerste auto. Een Simca Rallye II. Kenteken 50-75-VU. De motor lag achterin wat hem erg gevoelig maakte voor zijwind. Daarom ging er een zak zand voor in de kofferbak.
De lijst van wat geweest is, wordt steeds langer. Ook met namen van dierbare mensen van voorbij.
En zoveel is niet genoemd.
Bijvoorbeeld de 1200-loc die ruim 45 jaar de trein trok op de route Maastricht-Zandvoort. Jaren later was die robuuste locomotief mijn redding toen ik bij een ernstig zieke patiënt werd ingeroepen die ieder contact afhield. In zijn status had ik gezien dat hij werkzaam was geweest als machinist.
‘Mooi hè, die 1200-loc?’, was één van de eerste dingen die ik me liet ontvallen.
De man zat prompt op zijn praatstoel.
De geschiedenis leert dat er een voortdurende overgang is van ontstaan naar gaan.
Zonder dat geen vernieuwing. Verzet tegen die levensstroom is tegennatuurlijk.
Meegaan in de tijd.
Dat is iets anders dan kritiekloos meehollen met iedere hype of gril die zich voordoet.
Het gaat erom de dingen te laten geworden zonder door de dingen gedingd te worden.
Kopfoto: © Lieneke Koornstra